D66 schiet tekort in haar beleid tegen ongewenste omgangsvormen
Het bericht in de Volkskrant van 24 februari 2021 over de problemen met de cultuur bij D66, als conclusie na een onderzoek door het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING), zal menigeen de wenkbrauwen hebben doen fronsen.
Weliswaar is er geen bewijs gevonden voor seksuele intimidatie en machtsmisbruik binnen D66, maar er zijn wel problemen met de cultuur in de partij.
Dat van seksuele intimidatie en machtsmisbruik niet is gebleken is niet zo verwonderlijk. De klachten zouden niet te verifiëren zijn, omdat bijna alle melders volgens de onderzoekers niet wilden dat hun zaak verder werd uitgezocht. Soms uit angst voor de gevolgen voor henzelf en hun loopbaan.
De onderzoekers adviseerden D66 beleid te ontwikkelen voor het voorkomen van ongewenste omgangsvormen. Ook zou de partij een klachtenregeling moeten opstellen voor de afhandeling van een melding en moeten zorgen voor een onafhankelijk en deskundig meldpunt in de partij.
Opvallend is het kennelijk ontbreken van beleid op dit punt bij D66. Voor zover de partij werkgever is, is zij op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht beleid te voeren tegen Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) waarbij seksuele intimidatie wordt genoemd als een van de factoren die aan PSA kunnen bijdragen. De invulling van het beleid wordt aan de organisaties, bedrijven en instellingen overgelaten. Als werkgever ben je verplicht je medewerkers een veilige werkomgeving te bieden en slachtoffers effectief te beschermen. Het is droevig te constateren dat een medewetgever tekort schiet in haar taak haar medewerkers en leden een veilige werkomgeving te bieden en grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan.
Als onderdeel van het beleid tegen PSA is een klachtenregeling met heldere definities en wat de sancties kunnen zijn bij overtreding van belang. In Nederland bestaat er echter geen wettelijke verplichting voor alle organisaties, bedrijven en instellingen die personeel in dienst hebben om een gedrags- c.q. beroepscode of een klachtenregeling te hebben.
Die verplichting bestaat wel op grond van specifieke sectorgewijze wetgeving voor onder andere het onderwijs, de gezondheidszorg, de welzijnszorg en voor het rijksoverheidspersoneel en gemeenten.
Bij een klachtenregeling gaat het om het creëren van het recht om in geval van schending daarvan een klacht in te dienen bij een onafhankelijk orgaan. Een zorgvuldig onderzoek en een zorgvuldige klachtbehandeling zijn niet alleen van belang voor het slachtoffer. Ook de persoon die daarvan wordt beschuldigd heeft er groot belang bij dat de procedure in alle opzichten zorgvuldig wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige partij.
Met het rapport van BING blijkt wederom dat meldingen over seksuele intimidatie lang niet altijd serieus worden genomen. Een ander recent voorbeeld daarvan is het vernietigende rapport van het signaal- en cultuuronderzoek bij de Toneelgroep Oostpool van 19 januari 2021. De onderzoekscommissie spreekt zelfs van een breed gedragen patroon van grensoverschrijdend gedrag bij de directie!
Verder blijkt uit jurisprudentie dat er soms door bedrijven en instellingen maar wat ‘aangerommeld’ wordt bij het behandelen van klachten over seksuele intimidatie. Hoog tijd dat daar verandering in komt. In 2000 is een initiatiefwetsvoorstel tot invoering van een wettelijk klachtrecht in het Burgerlijk Wetboek ingediend door Bussemaker c.s. Eén van de mede-indieners was mevrouw Schimmel van D66! Dit voorstel werd door de Tweede Kamer verworpen. Naast het orde op zaken stellen binnen de eigen gelederen zou het D66 sieren een initiatiefwetsvoorstel tot het invoeren van een wettelijk klachtrecht nog eens in overweging te nemen en/of een voorstel in te dienen om een bepaling in de Arbeidsomstandighedenwet op te nemen over de wijze van klachtafhandeling.