Hoe zit het eigenlijk met de integriteit van integriteitsonderzoekers?

Mariëtte Hamer, sinds 1 april onafhankelijk regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, kwam in haar Volkskrant-interview van vorige week met een definitie van grensoverschrijdend gedrag: ‘Dat is simpel: dat je de grens overgaat en iets doet wat de ander niet wil.’

Was het maar zo eenvoudig, dacht ik toen ik het las. Voor grenzen zijn er minstens twee nodig, ieder aan de eigen kant van de streep. Waarmee de problemen beginnen. Want wat nu als de omstandigheden wijzigen, bijvoorbeeld omdat de relatie tussen ‘dader’ en ‘slachtoffer’ verandert, of een van beiden anders tegen grenzen gaat aankijken? Of als werkcontacten zich buiten werktijd voortzetten waar grenzen anders lijken te lopen? Of als herinneringen aan een gebeurtenis dermate uiteenlopen dat grenzen niet meer te trekken zijn? Of als achter een klacht een andere klacht – bijvoorbeeld een arbeidsconflict, zoals onderzoeksbureau Integis op zijn site suggereert – schuilgaat? Of als de normen in de loop van de tijd zo opschuiven dat regels niet meer te bepalen zijn?

Dan worden de integriteitsonderzoekers ingevlogen. Zelfverklaarde zedenmeesters die lijnen trekken tussen wat wel en niet oorbaar is. De bureaus die worden ingehuurd als iemand wellicht grenzen heeft overschreden heten Bing, Integis of Bezemer & Schubad. Het kunnen ook advocatenkantoren zijn, forensisch accountants, bedrijfsrechercheurs of hoogleraren met emeritaat. Allemaal met hun eigen regels en vergunningen.

Ze komen door de lawine aan meldingen van grensoverschrijdend gedrag om in het werk (40 procent stijging sinds januari), hebben proefgedraaid in de lokale politiek en zijn nu op het Binnenhof aangekomen. Met oorverdovende gevolgen. Het Binnenhof wacht nog op de eerste zaak van grensoverschrijding die zonder tumult verloopt. Zowat de hele linkerflank werd al door grensoverschrijdingen getroffen. Zo ontdeed GroenLinks zich snel van Kamerlid Grashoff, had Denk een akkefietje met Kamerlid Kuzu en huurde BIJ1 advocatenkantoor Van Overbeek de Meyer in om het gedrag van tweede man Quinsy Gario te onderzoeken, wat al snel leidde tot diens vertrek. 

Hoe verschillend de zaken ook zijn, er is een patroon in te ontwaren, ook bij de kwesties die spelen bij D66, Volt (beiden onderzocht door bureau Bing) en de PvdA (bureau Bezemer & Schubad): de persoon die beschuldigd wordt, stapt al dan niet vrijwillig op en de beschuldigingen blijven schimmig omdat er geen eindrapport komt of dat niet openbaar wordt gemaakt. Publieke veroordeling zonder bewijslast.

Natuurlijk, elke kwestie staat op zichzelf. Bij D66 wordt de pijn vooral veroorzaakt door het wegkijken van de partijleiding en een curieuze dubbelrapportage, bij Volt wringt dat zolang Kamerlid Gündogan niet meewerkt aan het onderzoek, de ernst van de klachten nooit duidelijk wordt. Iets vergelijkbaars speelt inmiddels bij de PvdA nu de melders van grensoverschrijdend gedrag van Kamerlid Van Dijk hun medewerking hebben ingetrokken omdat ze de nieuwe fractieleider Attje Kuiken wantrouwen. Ook BIJ1 maakte nooit openbaar waaruit de klachten tegen Gario bestaan.

Het voelt zeer ongemakkelijk wanneer dergelijke oncontroleerbare processen van invloed zijn op de landspolitiek. Want wie zijn nu eigenlijk die integriteitsonderzoekers? Hoe integer zijn ze zelf? Wie ziet daar op toe?

Vanuit wetenschappelijke hoek worden geregeld bezwaren aangevoerd. Moraalpolitie, dat is de kwalificatie van Michiel de Vries, hoogleraar bestuurlijke integriteit in Nijmegen. Hij is fel over de werkwijze van de bureaus. Beoordeling door vakgenoten ontbreekt, zegt hij. Zoals ook het principe dat je onschuldig bent tot het tegendeel bewezen is. Ze maken rapporten die alleen naar de opdrachtgever – in bovenstaande gevallen steeds het partijbestuur – gaan, die kan bepalen wat ermee gebeurt: openbaar maken of niet. Bureaus laten zich meeslepen in het politieke spel, vindt hij. Zijn voorstel: bied zowel slachtoffer als beschuldigde steun, zorg dat alle betrokkenen een advocaat krijgen. Zijn collega Gjalt de Graaf, hoogleraar normatieve bestuurskunde, stelde al eens vast dat er geen duidelijke regels en normatieve kaders voor dit soort onderzoeken zijn.

Waar het woord integriteit valt, is het al snel hommeles. Dat beseffen ook de onderzoeksbureaus zelf, getuige de website van Bureau Bezemer en Schubad, dat zichzelf aanprijst als marktleider in de aanpak van ongewenste omgangsvormen: ‘Een klachtenonderzoek werkt namelijk nogal eens als een splijtzwam.’

Waarvan akte. Volgende week op deze plek meer over integriteitsonderzoek.

Voorlopige tussenstand: de definitie van Hamer is voor verbetering vatbaar.

 

Bron: www.volkskrant.nl